











|
|
TIP : Als u op zoek bent naar een
specifieke term in deze index, gebruik dan de zoekfunctie "CTRL + F", en
type het woord in. Zo vindt u het woord waarnaar u op zoek bent een stuk
sneller dan wanneer u moet 'scrollen'.

aanval, atonische : Type epileptische aanval waarbij er geen
verstijving van de spieren optreedt, maar juist een verslapping, waardoor de
betrokkene plotseling bewusteloos neervalt.
aanval, complex partiële : Een veelvoorkomend type epileptische
aanval (temporaal epilepsie), waarbij de patiënt doelloze bewegingen
uitvoert, een starende blik heeft en gedeeltelijk (of geheel ) het
bewustzijn verliest. Vaak gaan aan de aanval bepaalde gevoelens vooraf (zie
ook Aura). Dit type aanval werd vroeger ook wel 'petit mal aanval' of
'psychomotorische aanval' genoemd.
aanval, functionele : Een op epilepsie lijkende aanval, waarbij na
uitgebreid onderzoek geen epilepsie is vast te stellen en ook andere
oorzaken, zoals hartafwijkingen, niet aanwezig blijken te zijn. Wordt ook
wel psychogene aanval genoemd..
aanval, grote of grand mal : Een bepaald type epileptische aanval,
die in twee fasen verloopt, namelijk eerst een tonische fase (waarin alle
spieren secondenlang verstijven en de ademhaling stokt) en vervolgens een
clonische fase (waarin de spieren heftige ongecontroleerde bewegingen maken.
Wordt ook wel grand mal-aanval of tonisch-clonische aanval genoemd.
aanval, myoclonische : Type epileptische aanval waarbij enkelvoudige
of in reeksen voorkomende spierschokken optreden in de armen en/of de benen,
met een zeer kortdurende bewustzijnsstoornis. Het kan een voorbode zijn van
een
volledige epileptische aanval (zie Tonisch-clonische aanval).
aanval, psychogene : Een op een epileptische aanval lijkende aanval
met bewustzijnsverandering, al dan niet gepaard gaande met heftige
lichaamsbewegingen, waarbij echter geen afwijkingen op het EEG gevonden
worden en die meestal een psychische achtergrond heeft.
aanval, psychomotorische : Een veelvoorkomend type epileptische
aanval (temporaal epilepsie), waarbij de patiënt doelloze bewegingen
uitvoert, een starende blik heeft en gedeeltelijk (of geheel ) het
bewustzijn verliest. Vaak gaan aan de aanval bepaalde gevoelens vooraf (zie
ook Aura). Dit type aanval werd vroeger ook wel 'petit mal aanval' of
'psychomotorische aanval'genoemd
aanval, partiële Partieel : beginnende aanval, een aanval die vanuit
één bepaalde plek in de hersenen ontstaat.
aanvalsdrempel : een geheel, optelling, van uitlokkende faktoren
individueel zijn ze onschadelijk maar als ze samen voorkomen zullen ze een
aanval uitlokken. Iemand met een lage aanvalsdrempel heeft meer kans op
aanvallen.
aanval, temporale : Een veelvoorkomend type epileptische aanval
(temporaal epilepsie), waarbij de patiënt doelloze bewegingen uitvoert, een
starende blik heeft en gedeeltelijk (of geheel ) het bewustzijn verliest.
Vaak gaan aan de aanval bepaalde gevoelens vooraf (zie ook Aura). Dit type
aanval werd vroeger ook wel 'petit mal aanval' of 'psychomotorische aanval'
genoemd.
aanval, tonisch-clonische : Een bepaald type epileptische aanval, die
in twee fasen verloopt, namelijk eerst een tonische fase (waarin alle
spieren secondenlang verstijven en de ademhaling stokt) en vervolgens een
clonische fase (waarin de spieren heftige ongecontroleerde bewegingen maken.
Wordt ook wel een grand-mal aanval of een 'grote aanval' genoemd.
abdominaal : in de onderbuik
absence : afwezigheid, petit mal er zijn meerdere soorten, genoemd
naar de verschijningsvorm.Lichte, kortdurende aanval met meestal alleen een
bewustzijnsstoornis.
absences, atypische : Type epileptische aanvallen die zowel kenmerken
vertonen van absences als van complex partiële aanvallen.
absence-status : toestand waarin de absences elkaar snel opvolgen.
waardoor er een soort schemertoestand ontstaat die uren of soms wel dagen
duurt.
abstinentie : ontwenning
achterhoofdskwab Occipitaalkwab : het aan de achterkant gelegen deel
van de grote hersenen, onder meer van belang voor de verwerking van de
informatie die ons via de ogen bereikt en voor het geheugen voor kleur en
vormen.
acne´ : huiduitslag
A.C.T.H. : een corticoop hormoon (familie van cortison) dat aan zeer
strenge bepalingen inzake toediening onderworpen is.
acute : dringende zaak
adversieve absence : wordt gekenmerkt door ongekontroleerde
zijwaartse bewegingen van de oogbol, soms met een draaiing van het lichaam
om zijn eigen as draairichting kan een aanwijzing zijn voor de ligging van
de epileptische haard wordt ook Rotarische absence genoemd.
afasie : vermindering of verlies van het vermogen zich uit te drukken
door middel van spraak, schrift of teken.
afferente vezel: ook sensibele of aanvoerende zenuwvezel brengt
impulsen met informatie vanuit de zintuigcellen naar het centrale
zenuwstelsel
ambulante : zonder opname in het ziekenhuis
amnestisch syndroom : stoornis in het korte- en lange-termijngeheugen
met organische oorzaak (o.a. alcoholmisbruik); symptomen : vooral stoornis
van
recent geheugen, desoriëntatie in tijd en t.o.v. personen, plaats en
zelfbeleven.
AVM : arterioveneuze malformatie in de hersenen (een misvorming in
het bloedvatstelsel van de hersenen) waardoor epilepsie kan ontstaan.
anencephalie : geen of verminderde hersenontwikkeling
anamnese : ondervraging van de patiënt en eventueel van de familie,
door de arts, om zich een beeld te vormen van het ontstaan en het verloop
van de aandoening.
anemie : bloedarmoede
aneurisme : zakvormige (als een zakje) of spoel (als een spiraal)
vormige verwijding van een slagader is ook bekent als aneurysma.
angioom : vaatgezwel door uitgezette of gekronkelde bloedvaten is ook
bekent als angioma.
antacida : geneesmiddelen die overtollige zuren, in het bijzonder de
maagzuren, binden
anti-depressiva : medikatie vooral bedoeld om de stemming te
verbeteren, een depressie of geestelijke instorting af te remmen of op te
heffen.
anti-depressivum Geneesmiddel ter behandeling van depressies.
anti-epileptica : Geneesmiddelen tegen epilepsie.
anxiolytica Geneesmiddelen die angstremmend werken.
anxiolytische medikatie : speciaal bedoeld om angst en onrust weg te
nemen.
anorexie : verlies van eetlust magerheid als gevolg hiervan
anoxaemia cerebri : zuurstofgebrek in de hersenen
astatische myoclonieën : myoclonieën (zie verder) die geen vast
patroon volgen, die telkens anders zijn.
athetose : onophoudende, onwillekeurige, langzame buig- en
strekbewegingen van vingers en tenen.
atonische aanvallen : worden gekenmerkt door plotse spierslapte (en
daardoor valpartijen) bewustzijn is meestal zeer kort afwezig behoort tot de
gegeneraliseerde aanvallen (de hele hersenmassa is er bij betrokken).
atrofie : verminderen in volume en werking van een bepaald orgaan
(bvb. spieren).
atypische absence : bewustzijnsvermindering is minder plotseling dan
bij de typische of klassieke absence indien bewustzijnsverlies, dan slechts
enkele sekonden. Overgangsgebied tussen absences en complexe partiële
aanvallen, die zowel bij de partiële als bij de gegeneraliseerde aanvallen
kunnen horen.
ataxia : waarbij de kontrole van de bewegingen onvoldoende, onzeker
is
arterie cerebri : Hersenslagader, de grote slagader in de hersenen
arteriografie : Röntgenonderzoek van een of meer slagaders na
inspuiting van een contrastmiddel.
aura : een alleen voor de betrokkene waarneembare
(=subjectieve) ervaringingen, zoals het ruiken, zien, horen, proeven of
voelen van iets, als voorbode van een epileptische aanval.
automatische handelingen : Doelloze handelingen (zoals wriemelen,
plukken, kauw- of smakbewegingen) en soms rondlopen. Handelingen die
verricht worden zonder bewust overleg of nadenken.


bacteriële meningitis : wordt veroorzaakt door bacteriën (eencellige
micro-organismen die zich door deling snel kunnen vermenigvuldigen).
BAEP : Afkorting voor Brainstem auditory evoked potential
onderzoek. Dit is een onderzoek om de werking van de hersenstam te meten.
Daartoe wordt een bepaalde geluidsprikkel aan het oor toegediend, waarna de
elektrische impuls gevolgd wordt op zijn weg via de gehoorzenuw naar het
gehoorcentrum in de hersenschors. Omdat de elektrische impuls zich daarbij
door de hersenstam
verplaats kunnen hiermee beschadigingen in de hersenstam worden
vastgesteld.
benzodiazepines : algemene benaming voor tranquilizers
(kalmeermiddelen) behoren tot de groep van stoffen die verschillende
effekten opwekken : angst en onrust wegnemen, kalmeren, slaap inleiden,...
en ook beschermen tegen konvulsies hebben over 't algemeen een gunstige
uitwerking op de geest en brengen verbetering van gedrag en humeur Diazepam,
Frisium, Librium, Clonazepam, Mogadon, Rivotril en Valium behoren er toe.
benigne :goedaardig
benigne Rolandische epilepsie : een vorm van focale epilepsie bij
kinderen tussen 3 en 12 jaar, met voornamelijk nachtelijke aanvallen.
Hierbij treden tonische of clonische trekkingen op in één lichaamshelft
inclusief de gelaats- en keelspieren, met als gevolg een onvermogen tot
spreken en speekselvloed. Het bewustzijn blijft intact. De aanvallen
reageren goed op anti-epileptica en verdwijnen spontaan in de puberteit.
beta-Blokkeerder : geneesmiddel dat de bloeddruk regelt
biopsie : weefselonderzoek
bolusinjectie : zware inspuiting in één keer
Bloedspiegel : Concentratie van een geneesmiddel in het bloed.


callosotomie : het scheiden van de twee hersenhelften
cardiaal : wat het hart betreft.
centro-temporaal : midden van de slaapkwab.
cerebellum : de kleine hersenen, verkleinwoord voor "cerebrum"
cerebraal : met betrekking tot de hersenen
cerebral cortex : hersenschors
cerebrale neurotransmissie : informatie-uitwisseling tussen de
hersencellen
cerebrale laesies : hersenbeschadiging
chromosoom : drager van genetische informatie die gevormd wordt door
verschillende gegevens in kode die in een bepaalde volgorde voorkomen bij de
mens bestaat een celkern uit 46 chromosomen die 23 paren vormen als we een
chromosoom voorstellen door een muziekcassette met daarop meerdere liedjes,
dan stelt elk liedje een "GEN" voor.
cimetidine : geneesmiddel dat maagzuurproduktie remt
clonische fase : Fase van een epileptische aanval waarin de
kramptoestand afgewisseld wordt met ontspanning, waardoor schokkende
bewegingen ontstaan.
CNS depressant : stof die het centrale zenuwstelsel remt
cognitief : vermogen tot onderscheiden op gebied van waarneming,
aandacht, geheugen, taalgebruik, oriëntatie, vaardigheden, het (bewust)
kennen
complexe partiële aanval : het begin van de aanval wordt vaak nog
bewust beleefd. De betrokkene krijgt een "aura", een soort voorgevoel,
bijvoorbeeld een onbestemd gevoel in de maag of buik, of hij hoort of ziet
vreemde dingen. Soms blijft het daarbij, soms zet de aanval door en daalt
het bewustzijn verder. In dit deel van de aanval kan de betrokkene vreemde,
onbewuste en doelloze bewegingen gaan maken, als smakken, slikken, wrijven,
wriemelen of rondlopen. Het bewustzijn is sterk gedaald. De aanval duurt
enkele minuten; het gezicht kan bleek of rood zijn.
compulsief : dwangmatig, dwingend
confabulatie : het vertellen van verzonnen verhalen; men kan zich
niet meer herinneren wat er werkelijk gebeurd is, wordt daardoor in
verlegenheid
gebracht en vult de ontstane gaten in de herinnering met verzinsels aan.
confusie : verlegenheid,verwardheid
congenitaal : aangeboren
contraceptiva : voorbehoedsmiddelen
convulsies: stuipen
coprolalie : het dwangmatig vieze woorden of vloekwoorden moeten
zeggen. Dit verschijnsel komt voor bij lijders aan het syndroom van Gilles
de La Tourette.
cortex : schors
cranieel : met betrekking tot de schedel.
cryptogene epilepsie : wanneer er bij iemand met epilepsie een
afwijking of beschadiging van de hersenen wordt vermoed die verantwoordelijk
gesteld kan worden voor de aanvallen, maar (nog) niet kan worden aangetoond.
CT : computer tomogram is een scan met Röntgenstraling van
bijvoorbeeld de hersenen.
C.V.A. : cerebrovasculair accident
cerebrovasculair accident : inwendige bloedingen of vaatafsluitingen.
Chromatische sensitieve epilepsie : epilepsie opgewekt of veroorzaakt
door lichtflitsen en snelle kleurwisselingen tussen de kleur rood en blauw


dementie : afbraak van de persoonlijkheid, vooral wat betreft de
intelligentie
deficit (neurologisch - ) : het verlies of de afwijking van een
neurologische functie
déjà vu-gevoel : sterk gevoel dat men hetgeen men op dat moment
meemaakt, al eens eerder heeft meegemaakt.
derealisatie : wijziging in de waarneming van de omgeving waardoor
die omgeving als vervormd wordt gezien, onwerkelijk is geworden en men het
contact met de werkelijkheid heeft verloren.
desoriëntatie : verlies van het vermogen zich in de omgeving te
oriënteren en de mensen en voorwerpen te herkennen.
Definitie epilepsie : de klinische verschijnselen van epilepsie zijn
het gevolg van paroxismale (in aanvallen optredend ) veranderingen van de
elektrische activiteit van de hersenen , resulterend in een aanval waarvan
de verschijnselen afhangen van de lokalisatie, de verspreiding en de
intensiteit van de elektrische veranderingen.
diafragma : middenrif
diencefalon: ook tussenhersenen verbinding tussen de beide helften
der grote hersenen en de middenhersenen die op hun beurt deel uitmaken van
de hersenstam
diffuus : verspreid zonder bepaalde grens, niet goed afgelijnd
diplopie : dubbelzicht
disconnecterend : waarbij de verbindingen verbroken worden
disfasie : stoornis in de taal.
dominant gen : het gen is overheersend is er bij man OF vrouw 1
"foutief" Chromosoom* (omdat een gen foutief is), dan is de kans dat de
afwijking wordt doorgegeven 50 %.
dura : het harde hersenvlies


EEG : Elektro-encefalogram. registratie van de elektrische activiteit
in de hersenen
eclampsie : pre-eclampsie samen met stuipen en flauwvallen.
Voornaamste gevaar zit in zuurstoftekort voor de foetus.
eceptoren : ontvangers van een boodschap (stroompje cq impuls)
echolalie : verschijnsel waarbij de betrokkene het woord of de
aangegeven verbale prikkel klakkeloos herhaalt, bijvoorbeeld bij autistische
kinderen : Vraag : `Hoe heet je?' Antwoord : `Hoe heet je?'
efferente vezel : ook afvoerende zenuw brengt impulsen met informatie
vanuit de hersenen of het ruggemerg naar de rest van het lichaam
encefalitis : ontsteking in de hersenen door infektie of besmetting
electief mutisme : term afkomstig uit de kinderpsychiatrie, die wordt
gebruikt voor kinderen die weigeren te spreken, terwijl zij hier wel toe in
staat zijn. De zelfgekozen stomheid wordt meestal alleen volgehouden in
sociale situaties. De kinderen spreken wel als er niemand in de buurt is.
elektro-encefalogram : Onderzoeksmethode waarbij de elektrische
activiteit van de hersenen wordt gemeten.
EMG : electromyogram is een spier/zenuw onderzoek
encefalitis : hersenontsteking
ENZYM : scheikundige stof (meestal eiwitten) met een specifieke
funktie, b.v. remmen of stimuleren verschillende lichamelijke processen.
eiduraal of Epidural : buiten het harde hersenvlies
episode : een term die bij stemmingsstoornissen gebruikt om een
periode van een depressie of een periode van een manie aan te geven.
episodisch geheugen : Geheugen voor specifieke persoonlijke
gebeurtenissen
erythema : ontstekingsachtige roodheid van de huid
epicanthus : cirkelvormige huid van het ooglid
epidemiologisch (onderzoek) : naar oorzaak, overbrenging en
bestrijdings- of behandelingsmetoden van ziekten
epifenomeen : nevenverschijnsel (van een andere aandoening)
epigastrisch : met betrekking tot de buikstreek
epilepsie, cryptogene : Wanneer er bij iemand met epilepsie een
afwijking of beschadiging van de hersenen wordt vermoed die verantwoordelijk
gesteld kan worden voor de aanvallen, maar (nog) niet kan worden aangetoond.
epilepsiecentrum : ziekenhuis met bijbehorende polikliniek(en)
speciaal voor mensen die een moeilijk te behandelen epilepsie hebben of bij
wie de diagnose niet zeker is.
epilepsie, idiopathische Wanneer er bij iemand met epilepsie geen
afwijking of beschadiging van de hersenen is te vinden die verantwoordelijk
gesteld kan worden voor de epileptische aanvallen.
epilepsie, symptomatische De vorm van epilepsie waarbij een afwijking
of beschadiging van de hersenen is te vinden die verantwoordelijk gesteld
kan worden voor de epileptische aanvallen.
epilepsie, temporaal Een veelvoorkomend type epileptische aanval
(temporaal epilepsie), waarbij de patiënt doelloze bewegingen uitvoert, een
starende blik heeft en gedeeltelijk (of geheel ) het bewustzijn verliest.
Vaak gaan aan de aanval bepaalde gevoelens vooraf (zie ook
Aura). Dit type aanval werd vroeger ook wel 'petit mal aanval' of
'psychomotorische aanval' genoemd
epileptiform seizure : aanval van epilepsie
epileptologist : epileptoloog (arts/neuroloog met als spesialisme
epilepsie)
exacerbatie : meestal plotseling optredende verslechtering.
exogene systeem : vetten afkomstig uit de voeding
expressieve disfasie : stoornis in het uiten en gebruiken van taal.


farmacologisch : met betrekking tot de medikatie in zijn totaliteit (aktiviteit,
bijwerkingen, interakties, toksiciteit).
farmacon : geneesmiddel
flitsgevoeligheid : verschijnsel bij daarvoor gevoelige personen
waarbij het zien van lichtflitsen epileptische ontladingen in de hersenen
veroorzaakt.
focus (foci=mv) : een omschreven gebied in de hersenen van waaruit de
epileptische aanvallen ontstaan.
fotosensibiliteit : gevoeligheid voor allerlei lichtprikkels (
bijvoorbeeld licht flitsen).
formatio reticularis : ook reticulaire formatie netvormige kern van
onderling sterk verbonden zenuwcellen grotendeels gelegen in de hersenstam
het systeem van structuren in de hersenen, welke van belang zijn voor de
instandhouding van het bewustzijn
frontale laesie : letsel, kwetsuur, beschadiging in het gebied van de
hersenen die vooraan liggen.
fronto-pariëtaal : met betrekking tot het vooraan gelegen, meer naar
de buitenkant toe georiënteerde deel van de hersenen.
fronto-temporaal : met betrekking tot het voorste gedeelte van de
slaapstreek.


gastro-intestinaal : wat maag en darmen betreft
gegeneraliseerde aanval : epileptische aanval die vanuit alle
hersencellen tegelijk ontstaat.
geheugenproces : deze bestaat uit de volgende stappen :
1. Opnemen, selecteren, organiseren en verwerken van nieuwe informatie.
2. Opslag en onthouden (retentie en consolidatie) in het permanente
geheugen.
3. Vrijmaken van herinneringen (retrieval).
4. Herkennen (recognition).
gelegenheidsaanval : vorm van epilepsie waarbij men alleen een aanval
onder extreme omstandigheden krijgt.
generische naam : soortnaam (van een medikament) of de
wetenschappelijke naam van de werkzame stof in een geneesmiddel.
grand mal-aanval : tonisch-clonische aanval of grote aanval.
grijze hersenstof : ligt aan de oppervlakte, vormt de hersenschors en
volgt de loop der groeven en windingen ook diep in de hersenen zijn er
eilandjes met grijze hersenstof : de basale kernen hersenschors en basale
kernen bestaan overwegend uit zenuwcellen de witte hersenstof bestaat
voornamelijk uit zenuwvezels die een geleidende funktie hebben tussen de
verschillende hersengebieden onderling


halfwaardetijd : de tijd waarin de koncentratie van een stof tot de
helft gedaald is.
hemiplegie : verlamming aan één zijde van het lichaam na een aanval
kan van enkele minuten tot meerdere uren aanhouden, uitzonderlijk 1 of 2
dagen.
hemisfeer : hersenhelft onderdeel van de grote hersenen vormt
grootste deel van ons brein de 2 helften zijn verbonden door
dwarsverbindingen waaronder de hersenbalk
hemodilutie : relatieve verdunning van het bloed (rode bloedcellen)
door toename van plasma
hemostase : bloedstelping
HHE ( hemiconvulsies,hemiparese,epilepsie) - syndroom. : dit betreft
vooral kinderen tussen 6 maanden en 3 jaar, die tijdens een koortsige ziekte
éénzijdige convulsies krijgen en in coma raken.
Als het kind geleidelijk uit het coma is bijgekomen , blijkt een hemiparese
(onvolkomen verlamming van één zijde van het lichaam) te bestaan ,die min of
meer blijvend is
hoogterapeutische bloedspiegels : bloedspiegels met waarden die
overeenkomen met de (opgegeven) maksimum-waarden
hersenoedeem : ophoping van vocht in de hersenen
hersenparenchym : het werkzame weefsel van de hersenen
hyperaktief : veel te aktief
hypersynchronisatie : verschijnsel in de hersenen dat alleen bij
epilepsie optreedt, en waarbij grote groepen hersencellen zich
tegelijkertijd opladen en ontladen.
hypertelorisme : grote afstand tussen b.v. de ogen
hypoglycemie : te laag glucosegehalte van het bloed
bhypnagoge hallucinaties : Levendige dromengewaarwordingen aan het
begin of het einde van een slaapperiode.
hypoplasie : verminderde groei
hypoxie : te laag zuurstofgehalte van de weefsels of in de
inademingslucht


idiosyncrasie : bijzondere gevoeligheid voor een medikament of
toxische stof, niet dosisafhankelijk
idiopatische epilepsie : wanneer er bij iemand met epilepsie geen
afwijking of beschadiging van de hersenen is te vinden die verantwoordelijk
gesteld kan worden voor de aanvallen.
idiopatisch : van onbekende herkomst.
inadequaat : niet voldoende goed
incidenteel leren : het ongemerkt 'oppikken' van informatie. Leren
zonder dat je er je best voor doet.
incidentie : het ontstaan van nieuwe gevallen (zie ook prevalentie)
incoherent : onsamenhangend.
in E.E.G.-termen : gelijk aan vorm.
infantiele spasmen : epilepsie-syndroom bij jonge kinderen (zie ook
syndroom van West)
inhibitie : verschijnsel, dat door veelvuldige prikkelingen van een
spier, de aktie van die spier
vermindert of zelfs verdwijnt
inspiratoir : wat betreft het ademhalingsstelsel
insulten : aanvallen
interactie : een (ongewenste) wisselwerking tussen verschillende
gelijktijdig gebruikte medicijnen.
intracraniële hypertensie : verhoogde druk in het hoofd
interictaal : tussen de aanvallen
interfereren : tussenkomen in de werking
interkostaal : tussen de ribben
intrahemisferische banen : banen tussen de twee hemisferen of
hersenhelften
intramusculair : toediening van een geneesmiddel per injectie in een
spier.
Intraveneus : toediening van een geneesmiddel per injectie in een
ader.
irritatief : prikkelend.
investigaties : onderzoeken


Jacksonische aanval : oude benaming voor een partiële aanval met (
schokken ) motorische verschijnselen die zicht dan uitbreidt volgens een
bepaald patroon.
jeopardy : schadelijke werking


kataplexie : Slap worden van enkele of alle spieren bij emotionele
gewaarwordingen als lachen, bij volledig bewust zijn. klaring :
afbraak
kognitief : met betrekking tot de kennis van iets
kognitieve stoornissen : stoornis in de denkprocessen (aandacht,
geheugen, probleemoplossend denken).
komplekse symptomatologie : een veelheid van symptomen.
koortsstuipen : ( febriele convulsies) zijn gegeneraliseerde
epileptische aanvallen , in het begin van een ziekte met hoge koorts. het
optreden is vrijwel gebonden aan de leeftijd van 6 maanden tot 4 jaar
korrelatie : het verband tussen
korte termijn geheugen : actueel of recent geheugen; informatie die
nieuw in het geheugen wordt opgeslagen.
kwantificeren : de som maken van... (op waarde schatten...)


lange termijn geheugen : ouder geheugen; vroegere informatie die in het
geheugen is opgeslagen.
leukopenie : te weinig witte bloedcellen
limbisch systeem Regelcentrum in de hersenen dat informatie vanuit al
onze zintuigen krijgt en verwerkt en verder betrokken is bij geheugen,
gedrag en emoties
lissencephaly : Gladde hersenen
liquor cerebrospinalis Hersenvocht : de vloeistof die zich in de
schedel en het ruggenmergkanaal in en rondom het centrale zenuwstelsel
bevindt.
lobectomie : en deel van een hersenkwab wegsnijden
locoregionale laesies : plaatselijke kwetsuur, beschadiging
lokalisatie : de plaats(bepaling)
luchtencefalografie : het maken van röntgenfoto's van de hersenen
waarbij lucht of een ander gas in de hersenholte ingespoten werd om de
hersenschors en ventrikels beter waar te nemen.
lupus : huidaandoening


macroliden : antibiotica zoals Erythromycine, Rovamycine, TAO.
medicatieve : met behulp van medicijnen
majeure anticonvulsiva : voorkeurs-medikatie (eerste keuze-)
mapping (functional --) : het "in kaart brengen"van de ligging van de
hersenfuncties door deze punt voor punt te testen (o.a. voor
hersenoperaties)
medicatieve : met behulp van medicijnen meningioom : langzaam
groeiend, eerder goedaardig vaatrijk gezwel, meestal uitgaande van het
middenste der 3 hersenvliezen.
meningitis : hersenvliesontsteking, wordt ook wel nekkramp genoemd.
menopauze : het ophouden van de menstruatie overgangs- of wisseljaren
van een vrouw.
molecule : kleinste deeltje van een stof, dat nog alle eigenschappen
en kenmerken van die stof heeft.
mimiek : gelaatsuitdrukking.
myoclonieën : willekeurige, snelle spierschokken met kortdurend
bewegingseffekt niet alle myoclonieën zijn epileptisch en ze kunnen bij vele
aandoeningen voorkomen.
myoclonische epilepsie : afzonderlijke schokken of reeksen schokken
die plotseling beiderzijds in de spieren optreden, meestal in de armen en
soms in de benen.Tijdens deze aanvalllen, die zeer kort duren, is het
bewustzijn niet opgeheven. ook : groep van epilepsieën waarbij de aanvallen
voornamelijk bestaan uit spierschokken, los of in reeks voorkomend de
syndromen van LENNOX en WEST zitten in deze groep.
monoterapie : behandeling met één enkel medikament
mono-aminen : stof met slechts één groep (mono) waaronder de
neurotransmitters serotonine, dopamine en noradrenaline thuishoren
motorisch : wat met bewegen te maken heeft (zitten, staan, lopen,...
schrijven, tekenen,...) motorisch centrum is begrensd gebied in de schors
der grote hersenen
motorische tic : het schokken in een bepaald lichaamsdeel
MRI : magnetic resonance imaging (scan met magnetische velden van b.v.
hersenen of ruggenmerg)
multi-disciplinair : (samengesteld uit personen) met verschillende
specialiteiten
myoclonische aanval : type epileptische aanval waarbij enkelvoudige
of in reeksen voorkomende spierschokken optreden in de armen en/of benen,
met een zeer kortdurende bewustzijnsstoornis.


narcolepsie : extreme neiging tot slapen, waardoor de patiënt overdag
plotseling in slaap kan vallen zonder dat hij of zij dat voelt aankomen.
nausea : misselijk voelen of gevoel van misselijkheid
nedogene systeem : vetten afkomstig van de lever
nefrotisch syndroom : storing van de nierfunktie neuropsychologisch
onderzoek :hier wordt de relatie tussen de hersenfunkties (zoals geheugen,
koncentratie, aandacht, het denken) en de hersenlokalisaties nagegaan.
nervous tension : zenuwspanning
NeuroCybernetic Prosthesis : zie Nervus Vagus Stimulatie
Nervus Vagus Stimulatie : pacemaker tegen epilepsie
zie ook elders
neuron : hersencel
neuronen : zenuwcellen
neurosis : zenuwziekte
neurotransmissie : prikkeloverdracht in de uitlopers der zenuwcellen
zodat signalen, via vele cellen, hun doel kunnen bereiken er zijn naar
schatting zo'n honderd verschillende transmitters
neurotransmitters : boodschappers die de "lading = boodschap"
overbrengen naar de eceptoren (dat zijn de ontvangers) m.a.w.
signaaloverdrachtstof die wordt losgemaakt door elektrische activiteit in
het zenuwstelsel, die nodig is om signalen van de ene zenuw op de andere
over te brengen.
neurologisch onderzoek : onderzoek naar het functioneren van het
zenuwstelsel.
Neuroloog : een arts die zich na zijn basisopleiding heeft
gespecialiseerd in de aandoeningen van ons zenuwstelsel.
noradrenerge stoffen : gebruikt als hormoon en als neurotransmitter
noradrenaline wordt afgescheiden bij prikkeling van een noradrenerg neuron
deze neuronen of cellen komen voor in dat deel van het zenuwstelsel dat het
lichaam klaarmaakt voor de aktiviteit nucleus solitarius : ook alleenstaande
kern belangrijkste coördinatiecentrum van het autonome zenuwstelsel op
niveau van de hersenstam verantwoordelijk voor enige eenvoudige refleksen,
helft bij het handhaven van de evenwichtstoestand in het interne milieu van
ons lichaam
nystagmus : onwillekeurige snelle bewegingen van de oogbol


Occipitaal : met betrekking tot het achterhoofd en de aldaar liggende
hersenen.
onderliggende aandoening : wordt mee bedoeld een aandoening, kwaal,
ziekte, die men samen met epilepsie heeft : bijvoorbeeld bij iemand met
epilepsie en aderverkalking zal het laatste als onderliggend' beschouwd
worden.
orale : die via de mond naar binnen
orale contraceptiva : contraceptiva ("de pil") die via de mond naar
binnen gaan (ingenomen worden)


pacemaker tegen epilepsie : Nervus Vagus Stimulatie
zie ook elders
pancytopenie : te weinig cellen
partieel beginnende aanval : epileptische aanval die vanuit één
bepaalde plek in de hersenen ontstaat.
paresthesieën : stoornis van het gevoel, waarbij kriebelingen, jeuk
gevoeld worden
paroxystisch : bij aanvallen optredende hevige, meestal plotselinge
vererging cq slechter worden (much the worse for wear ) van de toestand.
partieel : deel van (slechts één hersenhelft is er bij betrokken.)
parasympatisch zenuwstelsel: onderdeel van het autonome zenuwstelsel regelt
vele zaken die buiten onze wil plaats vinden zoals bloedsomloop,
spijsvertering,... e.a
pervasive/pervasief : in alles (alle functies) doordringend.
PET-scan : Positron Emissie Tomografie
pet-scan : techniek om een beeld van de hersenen krijgen, door een
kombinatie van twee methoden geeft de funktie onder andere
bloeddoorstroming, zuurstof- en glocosevebruik in de hersenen en de werking
van de hersenen weer, wordt ook gebruikt om epileptische haarden op te
sporen Een deeltjsversneller is nodig om ter plaatse de kortlevende
radio-isotopen aan te maken. (zie ook SPECT)
phenotiazine : wormbestrijdend middel
piekgolf : beeld op een E.E.G. dat afwisselend pieken (hoogtes) en
langzame golven (laagtes) vertoont de pieken wijzen op een storing in de
elektrische aktiviteit van de hersenen.
PLED : verwardheidstoestand die gepaard gaat met periodieke
gelateraliseerde (aan één hersenhelft) epileptische ontladingen, mogelijk
een beginende vorm van non-konvulsieve status epilepticus.
polyfarmacie : een behandeling met een combinatie van verschillende
medicijnen tegelijk.
polytherapie : behandeling van een ziekte met meerdere
geneesmiddelen.
polyurie : abnormale hoeveelheid urine
postictale paralyse : verlies van het vermogen om een lichaamsdeel te
bewegen en dit na een aanval (postictaal).
posttraumatische epilepsie : epilepsie die ontstaat na een trauma
(gewelddadige inwerking, b.v. door een ongeval).
pre-eclampsie : komplikatie op het einde van de zwangerschap (vóórbode
van eclampsie)
pre-heelkundig evalueren : het afwegen van mogelijkheden voor een
ingreep
prekonceptionele raadgeving : nog voor je eraan denkt om zwanger te
worden...
preseniele dementie : dementie die in verhouding met de ouderdom te
vroeg komt.
prevalentie : het voorkomen (het aantal aanwezig) (zie ook
incidentie)
primair gegeneraliseerd : sommige werken over epilepsie geven een
verschillende betekenis a) van in het begin/van bij de aanvang over beide
hersenhelften verdeeld b) als gevolg van een erfelijke aanleg.
primaire gegeneraliseerde epilepsie : wanneer de hersenfunctie
periodiek gestoord is zonder dat van een anatomische afwijking sprake is,
spreekt men van primaire gegeneraliseerde epilepsie.
prognose : voorspelling omtrent het verdere verloop.
pseudo : schijnbaar
pseudo-aanval : psychogene aanval, niet epileptisch.
psychogene aanval : op epileptische aanval gelijkende aanval met
bewustzijnsverandering, al dan niet gepaard gaande met heftige
lichaamsbewegingen, waarbij echter geen afwijkingen op het EEG gevonden
worden en die meestal een psychische achtergrond heeft.
psychomotorische aanval : complexe partiële aanval.
psychogeen : ten gevolge van de geestestoestand
psychose : ziekte van de geest, abnormale gemoedstoestand
pyknolepsie : absence epilepsie bij kinderen tot ongeveer 12 jaar.


geen informatie beschikbaar


rash : huiduitslag, lijkt op mazelen en komt voor bij te veel of over
gevoeligheid voor medicijnen.
recessief gen : het gen is ondergeschikt (achteruitgang van een gen).
resectie : het wegsnijden
resekeren : uitsnijden, gedeeltelijk verwijderen van een orgaan
receptor : ontvanger
recognition : herkennen
rectiole : kleine tube waarmee een geneesmiddel via de anus kan
worden toegediend.
recidief : hernieuwde aanval van epilepsie die schijnbaar genezen
was.
recurrente : terugkerende
remissie : tijdelijke vermindering van de symptomen
rigide : star, beweging loos
rijpingsepilepsie : de epilepsie is nauw verbonden met het rijpen der
hersenen en komt dus vooral bij jongeren voor.
rotarische absence : zie adversieve absence
rolandische epilepsie : oude benaming voor lokalisatie gebonden (idiopathische)
epilepsie die uitgaat van de winding van Roland (gyrus Rolandicus), de
motorische hersenschors.


salaamkramp : andere namen zijn Syndroom van West, Infantiele
Spasmen. een dokter in Kent U.K. in de 19e eeuw die dit voor het eerst
beschreef bij zijn eigen zoontje). Hierbij treedt een buiging van het hoofd
en romp voorover ( of bij het liggende kind het gestrekt optillen van de
benen) op, met uitgestrekte armpjes, gedurende enkele seconden. De
aanvalletjes herhalen zich in wisselende frequentie. Kinderen met deze vorm
van epilepsie zijn doorgaans cerebraal beschadigd en tonen een psychomotore
retardatie. ( Zowel mentaal als motorisch achtergebleven). Het EEG vertoont
een karakteristiek beeld (o.a.multifocale pieken en hoge steile golven) dat
hypsaritmie wordt genoemd
schemertoestand : toestand van bewustzijnsvernauwing waarin
handelingen worden uitgevoerd die men zich later niet meer kan herinneren.
secundaire gegeneraliseerde epilepsie : spreekt men wanneer men op
grond van neurologische,psychische en diffuse EEG veranderingen tussen de
aanvallen in een cerebrale beschadiging kan aannemen.
sedatie : kalmerend effekt
sedatieve medikatie : heeft vooral een kalmerend effekt.
sekreties : alle afscheidingen van klieren , ook b.v. speekse
semantisch geheugen : hierin zit alle niet-persoonsgebonden kennis (bijv
: taal, cultuur, schoolse kennis), die men zich in het leven eigen heeft
gemaakt.
semiologische : zichtbare tekens.
seniele sclerose : iedere ziekelijke verharding van weefsel als
gevolg van ouderdom.
sensibele vezels : zie afferente vezel.
sepsis: bloedvergiftiging.
sequellen (post-operatieve --) : gevolgen of verschijnselen naar
aanlijding van een operatie
simultaan : gelijktijdig
slow-release : ook CR, controlled release, genoemd -d.w.z. door
trager oplossen van het medikament wordt het aktieve bestanddeel langzamer
opgenomen in het bloed en werkt dus ook iets langer door
spanningsboog : geeft aan hoe lang iemand gericht (geconcentreerd)
bezig kan zijn.
SPECT-scan : Single Photon Emission Computed Tomografie of
monofotonische emissietomografie (zie ook PET) dit is een vergelijkbare
techniek die ook een beeld te vormt van de bloeddoorstroming in een deel van
het lichaam. Deze techniek vereist geen deeltjesversneller ter plaatse, maar
maakt gebruik van radio-isotopen.
Status epilepticus : toestand waarbij de aanvallen elkaar zo snel
opvolgen dat het bewustzijn tussen de aanvallen niet kan terugkeren.
stupor : verstijving, volledig bewegingsloos raken
symmetrisch : aan beide zijde
symptomatische epilepsie : wanneer er bij iemand met epilepsie een
afwijking of beschadiging van de hersenen is te vinden die verantwoordelijk
gesteld kan worden voor de aanvallen.
SYNAPS : plaats waar de neurotransmitters de oversteek doen (van
neuriet naar de receptor) waar een uitloper van de ene zenuwcel de andere
raakt en waar de overdracht van zenuwimpulsen plaatsvindt.


tandvleeshypertrofie : overdadige groei van het tandvlees
temporale hersendelen/-Hippocampale formatie : deze delen der
hersenen spelen een zeer belangrijke rol in de leer- en geheugenprocessen.
teratogeen : misvormingen veroorzakend bij het ongeboren kind
therapie-ontrouw : het niet "trouw" innemen van de voorgeschreven
medikatie op de voorgeschreven tijden en de voorgeschreven hoeveelheid
tonisch-clonische aanval : grote aanval, grand mal, volledige aanval.
temporale aanval : complexe partiële aanval.
toddse parese : verlamming die enige tijd blijft bestaan na een
epileptische aanval, veroorzaakt door uitputting van hersencellen die bij de
aanval betrokken waren.
toeval : epileptische aanval.
tonus : (spier)spanning
tonisch-clonische aanval : meest bekende epileptische aanval, waarbij
na een tonische fase van spierverkramping, een clonische fase met schokkende
spierbewegingen optreedt.
tonische fase : fase van een epileptische aanval waarin een
kramptoestand ontstaat doordat alle spieren van het lichaam tegelijk
aanspannen.
toxiciteit : giftigheid
therapeutische grenzen : de gewenste boven- en ondergrens van de
bloedspiegel.
therapieresistentie : het blijven optreden van epileptische aanvallen
ondanks de behandeling met medicijnen.
thrombopenie : te weinig thrombocyten of bloedplaatjes die zorgen
voor de bloedstolling
TIA : transient ischaemic attack (voorbijgaand zuurstoftekort in de
hersenen, waarschuwing voor een beroerte)
trigger : teweegbrengen of veroorzaker (druk tegen de trigger van een
pistool maakt dat het wordt afgevuurd.)
tremor : beven
trepanaties : schedelboringen


uniformity : gelijkmatige dispersie
use level : dosering van het medicijn
U.S.P : United States Pharmacopeia (pharma copee van de verenigde
staten)
urticaria : Jeukende bulten op de huid, ook wel netelroos of
galbulten genoemd. Meestal veroorzaakt door contact met een stof waarvoor
iemand allergisch is, bijvoorbeeld medicijnen, vulmiddelen van medicijnen of
ingeademde stoffen.


vagotomie : Operatie waarbij de tiende hersenzenuw (Nervus Vagus)
geheel of gedeeltelijk wordt doorgesneden, meestal ter hoogte van het
middenrif. De operatie werd vroeger toegepast om een vermindering van de
zuurproductie door de maag te verkrijgen. Door de introductie man medicijnen
die de maagzuurproductie effectief afremmen, is deze operatie eigenlijk
overbodig geworden.
vasculair : met betrekking tot de bloedvaten.
volledige aanval : een tonisch-clonische aanval, een aanval waarbij
eerst alle spieren verstijven (tonische fase: 'stijfkramp') en vervolgens de
spieren afwisselend verkrampen en ontspannen (clonische fase: 'schudkramp').
virale meningitis : hersenvliesontsteking door een virus
vertigo : duizeligheid
voorhoofdskwab Frontaalkwab : het aan de voorzijde gelegen deel van
de hersenen, dat onder meer van belang is voor het herinneren van emoties.


wallenberg het syndroom van : Combinatie van
uitvalsverschijnselen door een infarct in de hersenstam.
wandbeenkwab : een deel (aan de zijkant) van de grote hersenen.
werkgeheugen : het proces dat ervoor zorgt dat de informatie
tijdelijk (dat is seconden of minuten) in de hersenen aanwezig blijft,
totdat ze volledig is gebruikt, ofwel definitief is opgeslagen ofwel
verwijderd is.
wervelslagader : slagader voor het vervoer van bloed naar de
hersenen. De wervelslagaders lopen aan de achterkant van de hals.
waterretentie : ophouden van water (een snelle en overmatige
gewichtstoename, ten gevolge daarvan, zou aanvals-bevorderend werken)
widespread : op verschillende plaatsen aanwezig
willis de Cirkel van : De verbindingsvaten aan de basis van de
hersenen tussen de grote slagaders die bloed vervoeren naar de hersenen.
witte-jassenhypertensie : Het fenomeen dat de bloeddruk verhoogd is
wanneer deze wordt gemeten door een persoon in een witte jas (een arts of
verpleger) en thuis zelf gemeten veel lager is.
wisselwerking : (interaktie, interfereren) de onderlinge invloed op
elkaar (hier van twee soorten medicijnen)
withdrawal effect : onthoudingsverschijnsel, als er bewust geen
medicijnen worden gegeven om een aanval op te wekken (voor onderzoek en
vaststellen van het type epilepsie)
withhold : niet toe dienen van medicijnen


xerostomie : droge mond
x-ray examination : rontgenonderzoek

yearning : een verlangen naar (komt voor vlak voor een aanval)

zinloos repetetieve handelingen : gedrag dat steeds wordt herhaald
en geen zichtbare betekenis heeft of schijnbaar nutteloos is. Bijvoorbeeld
handzwaaien, hoofdschudden, enz. Komt ook voor als inleiding tot een aanval.
zenuwwortel : nerve root
zenuwziekte : neurosis
zwarte kernen : een groep zenuwcellen links en rechts onder in de
hersenen, waarin bij de ziekte van Parkinson door vooralsnog onbekende
oorzaak langzaam een afbraakproces plaatsvindt en waardoor onvoldoende
dopamine wordt gemaakt om de spierbewegingen vlot te laten verlopen.

Informatie afkomstig van
www.epilepsie.net - Nationaal Epilepsiefonds Nederland
naar begin van de pagina
|
|